Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [21]dat is ook uit Israel; een werkmeester heeft het gemaakt, en het is geen God, maar het zal [tot] [22]stukken worden, het kalf van Samaria. 21. Te weten, gouden kalf, [in het begin van het voorgaande en in het einde van vs.6 vermeld] is van Israel afgekomen, zij hebben het van mij niet geleerd, maar het is een vond en werk van hun eigen goddeloosheid, gelijk eertijds het kalf in de woestijn een vond geweest is van hunne voorvaders. 22. Of, klein schaafsel, gruis, morsel. Dit schijnt te zien op de vermaling van het gouden kalf, Ex.32:20, alsof God zeide: Wat een fijne god is dat, die zichzelven niet beter kan behouden.